Dat sommige producten in een impuls worden gekocht, daar ligt niemand wakker van. Anders wordt het als het gaat om huisdieren. Zowel de consument als de verkooppunten van huisdieren zijn er steeds meer van doordrongen dat impulsaankopen van huisdieren slecht zijn voor zowel het toekomstige baasje en het dier zelf als de dierenspeciaalzaak of tuincentrum die de dieren verkopen. Die trend is duidelijk waarneembaar in de cijfers uit het jaarlijkse huisdierenonderzoek dat de Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG) en Dibevo jaarlijks laten uitvoeren. Uit de rapportage komen meer interessante inzichten naar voren.
Eerst nadenken voor aankoop
In 2017 had ruim de helft van de huishoudens een huisdier. Dit is in 2018 gedaald naar 49%. Uit het onderzoek blijkt dat tijdgebrek (33%) de voornaamste reden is om geen huisdier te houden. Andere redenen zijn onder meer dat de zorg voor een dier te complex is, of dat de werksituatie het niet toelaat een dier te houden. Het lijkt erop dat mensen veel bewuster kiezen voor wel of geen huisdier en of de gezinssituatie wel geschikt is voor het houden van een dier. Dat geldt overigens vooral voor kleinere dieren: in grote lijnen worden er minder konijnen, knaagdieren en siervissen gehouden dan in 2017. Het is een goede ontwikkeling dat betere voorlichting tot minder impulsaankopen leidt. Tegelijkertijd trekt die bewustwording een ander soort dierenhouders aan die voluit willen gaan voor de juiste kennis en verzorging, wat weer een stijging van het aantal huisdieren zou kunnen veroorzaken. Het winstpunt is in dat geval dat deze dieren dan onder veel betere condities worden gehouden.
Aantal honden en katten gelijk
In Nederlandse huishoudens is het aantal honden en katten (respectievelijk 1,5 en 2,6 miljoen) al jaren stabiel. Een op de vijf huishoudens heeft een hond en bij een kwart verrijken katten het huis. Van de hondeneigenaren heeft ruim 80% één dier terwijl bij 40% van de katteneigenaren meerdere dieren rondlopen. Van alle huishoudens heeft 8% vissen, 5% konijnen, 4% knaagdieren, 5% zang- en siervogels, 3% kippen, ganzen of eenden, 1,5% pony’s of paarden en een ruime 1% reptielen. Zoals ieder jaar ontbreken ook de duiven niet op de lijst: 0,6% van de huishoudens heeft deze vogels.
Honden worden ouder
Onze huisdieren willen we natuurlijk het liefst zo lang mogelijk bij ons houden. Voor hondeneigenaren is er goed nieuws: gemiddeld worden honden wat ouder. Dat zien we doordat de gemiddelde leeftijd van een hond in het onderzoek stijgt van 6.5 naar 6.7 jaar over de afgelopen twee jaar. Er zijn meer dieren die een hoge leeftijd bereiken: van de 1,5 miljoen honden is ruim een vijfde ouder dan tien. Mogelijk komt dit door het gegeven dat er meer kleinere dan grote honden zijn: kleine honden worden over het algemeen ouder. Voor katten is dit stabiel en de gemiddelde leeftijd van de katten die meegenomen zijn in het onderzoek was 7,4 jaar.
Meer honden op vakantie
Het aantal mensen dat de hond mee op vakantie neemt, is gestegen van 33% naar 35%. Als de trouwe viervoeter thuisblijft, wordt hij meestal door familie, buren en kennissen verzorgd, maar het pension komt vaker in beeld (10%) als logeerplek dan in 2017. Ook voor katten neemt de populariteit van het dierenpension toe: inmiddels kiest 5% voor deze manier van vakantie-opvang. De meeste katten blijven echter thuis en worden tijdens de afwezigheid van de baasjes verzorgd door diens familie, buren of kennissen. Maar 2% mag mee op reis. Bijzonder is dat 8% van de sierviseigenaren aan de wandel gaat om ze onder te brengen bij familie, buren of kennissen.
Lekker voer belangrijkste
Als het gaat om voeding kiest een derde van de katten- en hondeneigenaren vooral voor het voer dat de dieren het lekkerst vinden. Ook (op de tweede plek) wordt gekeken naar of de voeding voedzaam is. Daarnaast gaat ruim 10% van de respondenten af op advies van de dierenarts en kijkt ongeveer een zelfde percentage naar de prijs. Opvallend is wel dat bijna 40% van de respondenten nooit op het etiket van de verpakkingen kijkt. Toch checkt 42% wel de ingrediëntenlijst en wil ruim een derde meer informatie over de dosering. Ondanks dat het niet aangeraden wordt, geven mensen vaak maaltijdrestjes aan hun hond of kat. Met name honden eten vaak ‘met de pot’ mee: ruim een kwart krijgt zeven keer per week een ‘restje’. Katten snoepen af en toe wat mee, maar zeker niet dagelijks.
Internetverkoop stijgt ten koste van supermarkt
Voor ongeveer een zesde van alle honden- en kattenvoer is de webwinkel het primaire aankoopkanaal. Die opmars lijkt niet te stuiten: elk jaar stijgt de online verkoop van honden- en kattenvoer met 3%, wat grotendeels ten koste gaat van de verkoop in de supermarkt. Opvallend is dat de verkoop via dierenspeciaalzaken en tuincentra redelijk stabiel blijft. Ook blijft de dierenspeciaalzaak verreweg het populairste verkooppunt voor voer voor vissen, vogels, konijnen, knaagdieren en terrariumdieren. De supermarkt verliest ook hier weer aandeel wat betreft voer voor vogels en knaagdieren.
Over het onderzoek
Sinds 2002 vindt er een jaarlijks onderzoek plaats onder ruim 7.500 huishoudens naar de honden- en kattenpopulatie in Nederland. Met ingang van 2015 worden ook metingen van andere huisdieren meegenomen, zoals konijnen, hamsters, cavia’s, paarden, vissen, vogels en reptielen. De resultaten zijn representatief voor de Nederlandse bevolking en het onderzoek wordt uitgevoerd door SAMR.
Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG)
Postbus 1015
4200 CA Gorinchem
© 2002 - 2024 | Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren